Geen ontsnappen aan digitale zorg
De omslag naar werken met eHealth vraagt veel van zorgprofessionals. Niet iedereen zit te wachten op verandering, ook al heeft het zo zijn voordelen. Hoe ga je hier als zorgprofessional mee om? Is het mogelijk om digitalisering links te laten liggen?
Paul de la Chambre, bestuursvoorzitter van gehandicaptenzorgorganisatie ‘s Heeren loo Zorggroep, geeft antwoord op deze vragen. Hij legt uit dat internet niet meer weg te denken is. Zo kom je tegenwoordig bijvoorbeeld nergens meer zonder e-mailadres. Ook zijn zaken zoals internetbankieren tegenwoordig standaard. Dit soort digitalisering is zo sturend, dat een zorginstelling geen andere keuze heeft dan meegaan in de ontwikkelingen. We gaan namelijk een tijdperk in waar ‘zorg op afstand’ normaal wordt. Deze omslag is moeilijk te maken, maar brengt ook een hoop voordelen met zich mee. Volgens Paul de la Chambre moeten zorgbestuurders dus niet de cultuur veranderen om aan ICT te beginnen, maar andersom: ‘Zorg dat de oplossing effectief en simpel is, dan gaan mensen vanzelf mee in de verandering.’
Het gemak van eHealth.
Om even kort in te gaan op de huidige ontwikkelingen is het grootste aanbod van eHealth diensten momenteel voor mensen die gezonder willen leven (bijvoorbeeld afvallen of stoppen met roken), gevolgd door patiënten die een psychologische therapie willen volgen. Zij kunnen dit tegenwoordig doen door bijvoorbeeld gebruik te maken van draagbare meetinstrumenten, en communicatie via online kanalen. Dergelijke draagbare meetinstrumenten wordt ook wel ‘wearables’ genoemd, dit zijn slimme draagbare gadgets die allerlei data registeren op gebied van bewegen (sporten). Op deze manier proberen mensen gezond te blijven en meer inzicht te krijgen in hun eigen gezondheid. Communicatie via online kanalen kan bijvoorbeeld gedaan worden door middel van beveilig e-mailen met de dokter. Patiënten met diabetes en andere chronische aandoeningen kunnen hierdoor nu elk moment advies op maat krijgen. Soms kunnen patiënten zelfs hun bloedwaardes thuis meten en via de computer aan de arts doorgeven, zodat ze minder vaak naar het ziekenhuis hoeven.
De ontwikkelingen gaan snel. Vooral ouderen en chronisch zieken zullen op den duur daarvan profiteren. Zij hoeven straks minder vaak naar de dokter, terwijl de hulp altijd beschikbaar is.
UMC Utrecht en Radboudumc.
UMC Utrecht en het Radboudumc zijn twee voorbeelden van zorginstellingen die al werken aan ICT ontwikkelingen op gebied van eHealth. UMC Utrecht opende dit jaar een online patiëntportaal waarmee patiënten zonder vertraging alle uitslagen van onderzoeken konden bekijken. Het was een enorme stap en natuurlijk moesten zowel patiënten als alle medewerkers even wennen, maar uiteindelijk is het allemaal goed verlopen. Het Radboudumc zet binnenkort een grote stap. Zij introduceren Facetalk, een soort Skype voor de zorg waarmee artsen met elkaar of met patiënten kunnen communiceren. Het is nog niet duidelijk of dit in alle ziekenhuizen wordt ingezet. Het kan in ieder geval voor veel verbetering zorgen binnen de communicatie tussen arts en patiënt.
eHealth, is het nog een keus?
De ziekenhuizen, ggz-instellingen, ouderenzorginstellingen, thuiszorg, gehandicaptenzorg en een hoop eerstelijnsaanbieders zijn dus allemaal bezig met eHealth. Aan de kant van de patiënt wordt er gewerkt aan een persoonlijk gezondheidsdossier en steeds meer mensen gebruiken bijvoorbeeld wearables van bijvoorbeeld Google, Apple en Fitbit. Overheidsorganisaties en de Europese Commissie stimuleren bovendien digitalisering binnen de zorg met als einddoel de zorgkosten te beperken. Kortom, veel factoren vanuit verschillende takken zijn bezig om de elektronische zorg te stimuleren. Zowel de vraag als het aanbod stijgt, en het toepassen van eHealth wordt steeds effectiever en bovendien steeds meer gestimuleerd. Uiteindelijk zal elke zorginstelling en zorgverlener mee moeten gaan met de digitalisering van de zorg. Simpelweg omdat er geen andere keuze meer is.
Lees ook dit artikel: wat vinden zorgprofessionals van de komst van Fitness wearables?
Bron: Zorgvisie en Gezondheidsnet